.Keverteller draait grijs 
 

....  
. 
. 
. 
. 
. 
..  . 

 

Zoals gezegd, ik heb een aardige verzameling CD's. Toch zeker 400. Maar als ik zo eens kijk welke ik daarvan regelmatig draai dan wordt het aantal al een heel stuk minder. Sommige platen blijf ik draaien, terwijl ik van andere al bijna vergeten ben dat ik ze heb. Op deze pagina scheid ik het kaf van het koren. Dames en heren, ik presenteer u mijn klassiekers.

 
 
The Band: The Band (1969) 

Mijn eerste kennismaking met The Band was de film van hun (eerste, want helaas wisten drie van de leden lange tijd niet van ophouden) afscheidsconcert, The Last Waltz, waar ik vooral naar keek omdat Neil Young en Eric Clapton er in optraden. Pas jaren later ben ik echt aandacht gaan besteden aan hun eigen muziek, waarbij vooral de BBC-documentaire (Classic Albums) over deze plaat de doorslag gaf. In tegenstelling tot het debuutalbum Music from Big Pink bevat The Band alleen eigen nummers, vooral van de hand van Robbie Robertson. Wat de twee platen gemeen hebben is muziek die sterk is beinvloed is door Amerikaanse folkmuziek. The Band was een groep met een heel eigen geluid, onder meer door de niet altijd zuivere, maar juist daardoor zo krachtige, meerstemmige zang en het gebruik van instrumenten als mandoline en piano naast electrische gitaar en orgel. The night they drove old Dixie down is wellicht het bekendste nummer van deze plaat, maar Whispering pines en King Harvest blijven voor mij de hoogtepunten. 

Barclay James Harvest: Live (1974) 

Ik heb deze plaat net als de andere platen van deze groep lange tijd een beetje uit het oog verloren. Terwijl ik een paar jaar geleden nog alles van deze band wou horen is m'n smaak inmiddels toch wat veranderd. Het mocht allemaal wel wat harder, wat ruiger en duisterder. En aan die kwaliteiten kan BJH, met hun wat gepolijste en met mellotron doordrenkte geluid, zoals meer symfo-bands, nu eenmaal niet echt voldoen. Tweede reden is dat ik steeds minder zin had in de christelijke boodschap die de band te pas en te onpas in hun teksten meent te moeten laten doorklinken. Een tik die ik heb overgehouden aan een BJH-concert, waar ik me stierlijk heb geërgerd aan de overmatig aanwezige EO-jeugd die alleen enthousiast kon worden van de zoetsappige, en muzikaal gezien doorgaans stomvervelende, halleluja-rommel. Belangrijkste reden dat ik deze band was gaan vergeten is echter het feit dat juist deze CD zich erg vreemd gedroeg. Het ding wenste namelijk slechts op één manier mijn stereo te verlaten; ik moest de hele toren eerst op de kop houden en dan de ejectknop indrukken. En dat gaat een keer vervelen. Gelukkig heb ik nu zo'n draagbaar CD-speelding met een deksel dat gewoon mechanisch opengaat. En sindsdien heeft deze CD mij op menige treinreis vermaakt. Want de beste nummers uit de hoogtijdagen van deze groep staan er allemaal wel zo'n beetje op. After the day, The great 1974 mining disaster, Paper wings en For no one. Stuk voor stuk nummers met mooie meerstemmige zang en prima gitaar- en toetsenwerk, en een stuk minder glad dan de studio-versies. 

Beach Boys: Pet Sounds (1966) 

Wie bij de naam 'Beach Boys' meteen denkt aan vrolijke maar suffige surfliedjes kan ik dat niet echt kwalijk nemen, maar er is toch echt zoveel meer. Want al in 1965 kreeg Brian Wilson genoeg van deze wat domme liedjes en begon wat meer te experimenteren in de studio, wanneer de rest van de band op tournee was. Bovendien zat hij al jaren met zijn gevoelens in de knoop, en bij wijze van therapie begon hij erg persoonlijke teksten te schrijven. De combinatie van sterke (voor die tijd vrij complexe) melodieën, persoonlijke teksten, een bijna religieuze inspiratie en inzet en een ongekend geavanceerde productie ontketende een revolutie: popmuziek werd volwassen, een zelfstandige kunstvorm. De plaat zou de Beatles weer inspireren tot Sgt. Pepper. Pet Sounds, de titel betekent zoiets als 'troostliedjes', bevat bijna alleen maar juweeltjes. Zwarte schaap is de hit Sloop John B, een cover van een oude folksong, dat niet veel meer dan aardig is. Maar het gaat om Brian Wilson-composities als Wouldn't it be nice, I just wasn't made for these times, Caroline no en vooral God only knows, op hartverscheurende wijze gezongen door Brian's jongste broer Carl. Pet Sounds wordt door veel muziekkenners beschouwd als een van de 10 beste platen uit de geschiedenis (hij vormt inmiddels verplichte kost op conservatoria in de hele wereld), en ik zet 'm op z'n minst in m'n top 15. De cd heb ik inmiddels vervangen door een 4-cd box met daarin, naast de gewone mono-mix, een stereo-mix, afwijkende versies en demo's. Laat je trouwens vooral niet afschrikken door de afschuwelijk lelijke hoes.... 

Beach Boys: Surf's Up (1971) 

Een bijzondere plaat volgens BB-maatstaven, want de bijdragen van Brian Wilson zijn hier in de minderheid terwijl de andere leden toch een aantal ijzersterke nummers hebben geleverd. Het enige zwakke nummer van de plaat, Take a load off your feet, is zelfs geschreven door Brian. Je zou je bijna zou kunnen voorstellen dat de band ook zonder Brian van betekenis kon zijn (iets wat begin jaren '80 definitief werd ontzenuwd toen de restgroep het ene genante surfliedjesoptreden na het andere gaf en Dennis Wilson, dat andere grote talent, verdronk). Don't go near the water is goed, evenals het wat zoetige Disney girls van Bruce Johnson. Maar Carl Wilsons Feel flows en vooral Long promised road zijn meer dan uitstekend. Maar uiteindelijk is het, in de laatste drie nummers, toch nog Brian die de show steelt. A day in the life of a tree is een erg mooie klaagzang over milieuvervuiling. Till I die is Brian's ode aan zijn eigen fatalisme, en heeft een van de meest ontroerende teksten die ik ken; een pijnlijke kijk in Brian's gedachtenwereld. Het titelnummer is een wat gewijzigde, want deels door Carl gezongen, uitvoering van het legendarische Smile-hoogtepunt. Zeer sfeervol, beklemmend bijna, niet alleen door de aparte productie maar vooral ook door de poëtische tekst van Van Dyke Parks. 

The Cardiacs: A Little Man and a House and The Whole World Window (1988) 

In een artikel in een muziektijdschrift waarvan ik me even de naam niet kan herinneren werd de muziek van The Cardiacs ooit omschreven als die van een punkband die muziek zoals die van Genesis ten tijde van Peter Gabriel speelde. Nu zijn de leden van The Cardiacs betere muzikanten dan die van de gemiddelde punkband, maar verder klopt deze omschrijving aardig. De vaak vrij complexe nummers worden gespeeld met een ongekende energie, het geluid is vaak verre van melodisch, zanger Tim Smith schreeuwt als een bezetene zijn neurotische teksten in de microfoon en tijdens optredens wordt een bizarre show opgevoerd die altijd tot een vrolijke bende leidt. Helaas werden The Cardiacs te veel als een grap beschouwd want echt serieus genomen werden ze niet, behalve door hun trouwe cult-aanhang. Toch is de muziek op deze plaat bij tijd en wijle gewoon bloedmooi of zelfs ontroerend, met name de nummers Is this the life en The whole world window. 

David Cross: The Big Picture (1992) 

Terwijl de hele symfo-rockscene al jaren werd beheerst door nieuwe bands die al bij voorbaat gedateerd klonken, en ik alle hoop op een kwalitatieve wederopleving van dit genre maar wou laten varen, kwam ex-King Crimson-violist David Cross met deze plaat en liet me nog even horen dat symfo nog steeds progressief kan zijn. Een zeer aangename verrassing, want waar grotere namen als Marillion en Pink Floyd, om over Genesis nog maar te zwijgen, steeds meer water bij de wijn deden en nieuwe bands weinig meer deden dan zo lang mogelijke nummers produceren die zoveel mogelijk als Marillion moesten klinken, kiest David Cross voor de confrontatie met een aantal opvallend korte maar erg eigenzinnige nummers. De man heeft op deze plaat een uitstekende band achter zich die gelukkig ook alle kans krijgt om zich te laten horen. De uitstekende zang van John Dillon met name, en het toestenwerk van Sheila Maloney. De nummers zijn stuk voor stuk van grote klasse, en hoewel hard (erg hard zelfs, zoals in opener Nurse insane) en zacht ( het prachtige Sundays) elkaar afwisselen is de plaat echt een geheel. Zo had King Crimson nu ook kunnen klinken. 

Fairport Convention: Liege & Lief (1969) 

Een absolute folkrock-klassieker (volgens velen zelfs de beste folkplaat aller tijden) en de allerlaatste elpee die de klassieke Fairport-bezetting zou maken, want na deze plaat zouden de personeelswijzigingen niet meer te overzien zijn. Als eerste verliet Sandy Denny de groep, en juist haar prachtige stem maakt deze plaat zo mooi. Niemand zong zo zuiver en emotioneel als zij deed in nummers als Farewell, farewell, Tam Lin en Crazy man Michael, dat zonder meer een van de mooiste nummers is die ik ken. Daarna zou ze zich gaan storten op een solocarriere, die echter naar mijn smaak haar talent te weinig recht deed (absoluut dieptepunt: een cover van Candle in the wind, getverrrrrdemme...). Jaren later zou ze nog even terugkeren in de band (die toen totaal van samenstelling was veranderd) en nog een paar aardige platen te maken, om uiteindelijk te verongelukken. Liege and Lief is Sandy Denny op haar best. 

Genesis: A Trick of the Tail (1975) 

Na het vertrek van Peter Gabriel uit Genesis hielden de fans hun hart vast. Genesis zonder Gabriel, dat kon nooit veel zijn. Toen ik enkele jaren geleden besloot toch maar eens naar Genesis te luisteren, ondanks de banale hitjes die de band inmiddels voor de hitparade maakte, begon ik dan ook met de platen waarop Gabriel nog meedeed. En dat viel toch wat tegen, vooral door Peter Gabriel's voorkeur voor rare stemmetjes. Het was allemaal wat te pretentieus. Ik was dan ook zeer aangenaam verrast door de eerste drie platen die Genesis na Gabriel maakte (plus een prima live-elpee). Net zo aangenaam verrast waren de fans indertijd toen ze voor het eerst A trick of the tail hoorden, want Phil Collins bleek een prima zanger en ook werd duidelijk dat de meeste muziek altijd al door Mike Rutherford, Tony Banks en Steve Hacket werd geschreven. De plaat heeft een paar zwakkere momenten, maar die ben ik na herhaaldelijk luisteren ook gaan waarderen, want elk van de, over het algemeen complexe, nummers heeft wel een sterk stuk. Hoogtepunten: het stevige Dance on a volcano (geweldig intro) en de wat dromerige nummers Mad man moon en Ripples. 

Genesis: Wind & Wuthering (1976) 

Dit was de eerste Genesis-elpee zonder Peter Gabriel die ik hoorde, en daarmee dé reden om de band alsnog te gaan waarderen. Daarvoor was dan wel een vakantie in Polen nodig, want daar kon ik 'm voor ongeveer twee gulden op cassette kopen, om er vervolgens hopeloos aan verknocht te raken. De dromerige sfeer, het gitaarspel van Steve Hackett (die na dit album helaas de band verliet), zelfs de zang van Phil Collins (die ik toch, met reden, erg asocieerde met flauwekul) maakte in druk. Erg mooi zijn Your own special way en Afterglow, maar absoluut hoogtepunt is voor mij Blood on the Rooftops, een nummer waarvan het prachtig gitaarintro me nog steeds rillingen bezorgt. Ik heb mensen, die Genesis alleen uit de hitparade kenden, hiernaar met open mond zien luisteren. 

Genesis: ...and then there were three (1978) 

Wat mij betreft de laatste Genesis-elpee die echt de moeite waard is, want hierna zou de groep de hitparade ontdekken en steeds meer van haar oorspronkelijke karakter (vooral dat typische dromerige geluid) verliezen. Platen met enkele sterke nummers en een hoop bagger waren het resultaat. ...and then there were three kondigt al een overstap naar een meer commerciele richting aan, want veel nummers zijn korter en eenvoudiger dan ooit. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet mooi zijn, want met name de ballads Undertow, Many too many en de hit Follow you follow me behoren tot mijn favoriete Genesis-nummers. De wat stevigere hoogtepunten: Down and out, Burning rope en Deep in the motherlode. 

Gentle Giant: Octopus (1973) 

Gentle Giant was een aparte band, want waar veel andere symfo-bands hun inspiratie haalden bij de klassieke muziek en andere symfo-bands als Genesis, Yes en Pink Floyd, experimenteerde GG met invloeden uit jazz en middeleeuwse muziek, met als resultaat een heel eigen geluid. Het eerste nummer van deze vierde GG-plaat, The advent of Panurge is daarvoor een uitstekend vistiekaartje. Bovendien waren de leden stuk voor stuk multi-instrumentaal, waardoor tijdens een concert soms wel 30 verschillende instrumenten bespeeld werden, waaronder fluit, viool,cello en een ding dat shulberry genoemd wordt. Vocaal wist GG ook te imponeren, luister bijvoorbeeld eens naar het meerstemmige Knots. Ik heb deze elpee indertijd gehuurd, Gentle Giant kende ik verder nog niet maar het feit dat het om een symfo-band ging was aanleiding genoeg om het er eens op te wagen. Sindsdien is de band altijd een van mijn favorieten gebleven. Overigens doen liefhebbers van Flairck en The Nits, om maar eens een paar genre-genoten te noemen, er goed aan eens naar Gentle Giant te luisteren. Ze zouden wel eens heel aangenaam verrast kunnen worden. 

Peter Hammill: Over (1977) 

Ik heb ooit een vriendin gehad die weigerde naar deze 'stem uit de hel' te luisteren. Het ging dan vooral om Hammill's werk met zijn band Van Der Graaf Generator, waarop zijn stem inderdaad vaak wat sinister overkomt. Zijn solo-platen zijn echter meestal een stuk toegankelijker. Toch zal Hammill's stem en muziek niet iedereen meteen aanspreken. Hij is een zeer eigenzinnig artiest die experiment niet uit de weg gaat. De stijl van zijn nummers varieert van gevoelig tot bezeten, maar is altijd emotioneel. Over is voor een PH-elpee toch redelijk toegankelijk, wat overigens niet betekent dat er consessies zijn gedaan, want het is zijn meest persoonlijke plaat, zijn manier om het stuklopen van een langdurige relatie te verwerken, en hij legt dan ook z'n ziel behoorlijk bloot. Gevoelens van schuld, kwaadheid, verraad, begrip en vergeving wisselen elkaar af. Toch staat de muziek niet volledig in dienst van de, overigens erg sterke, teksten, want sommige nummers zijn vrij complex. Hoogtepunten zijn Time Heals, een nummer van ruim acht minuten, het adembenemend mooi georkestreerde This side of the looking glass, waarin Hammill zuiverder zingt dan ooit te voren en Lost And found, waarin hij nog even teruggrijpt op La Rossa van Still Life van VDGG. Na het horen van deze plaat was mijn vriendin alsnog om. 

 
 

Volgende
 
 
 
Het Oh Zo Handige Ontsnappingsvenstertje: Index Mezelf Muziek Film