Keverteller draait grijs
pagina 3
 
 
 
The Tubes: What do you want from live (1978) 

Misschien wel de beste live-lp ooit, wie zal het zeggen? In elk geval kan ik er maar geen genoeg van krijgen, want dit is opwindend rock-theater van de bovenste plank. Geen zielloze imitaties van de originele studio-opnamen, maar levendige en humoristische versies die met kop en schouders boven de originele versies uitsteken. Alleen de live-uitvoering van de hit Don't touch me there haalt het nét niet bij het origineel, maar dat is ook bijna onmogelijk. Alleen I Was a Punk Before You Were a Punk is het geld van deze CD al meer dan waard. 

U.K.: U.K. (1978) 

U.K. is vooral bekend geworden met de hit Rendezvous 6.02, maar die stond op de tweede elpee Danger money. Voor zover ik weet zijn van dit debuutalbum nooit singles getrokken. Toch moet deze plaat indertijd niet minder dan een sensatie teweeg hebben gebracht. John Wetton en Bill Bruford, beiden ex-King Crimson, voor het eerst sinds jaren weer samen in een groep, samen met meesterviolist Eddie Jobson, die voor diezelfde groep ooit nog eens wat studiowerk mocht verrichten, en jazz-rockgitarist Alan Holdsworth. Het is dan ook een plaat geworden waarin symfo-rock op een wel erg harmonieuze wijze gemengd wordt met jazz-rock en de luisteraar steeds weer op het verkeerde been wordt gezet. Een plaat met louter hoogtepunten, waarvan de licht-melancholische nummers Thirty years en Nevermore mijn favorieten zijn. 

Van Der Graaf Generator: Still Life (1976) 

Eén van de absolute hoogtepunten uit het toch al niet misselijke oeuvre van Peter Hammill, al was het maar vanwege het titelnummer, dat onder de fans als een klassieker geldt, evenals La Rossa. Voor een VDGG-elpee is Still Life een erg toegankelijke plaat. De sinistere sfeer is grotendeels verdwenen, de nummers worden op een prettige wijze gedomineerd door saxofoonklanken, en de teksten zijn een stuk persoonlijker en filosofischer dan op de eerdere platen vaak het geval was. Het loont trouwens zeer de moeite om de teksten van de genoemde nummers, evenals van het slotnummer en hoogtepunt Childlike faith in childhood's end, eens goed mee te lezen. Weet je meteen wat de zin van het leven is. 

Scott Walker: Tilt (1995)

Scott Walker kende ik eigenlijk alleen als zanger van The Walker Brothers, een zanggroepje uit de jaren zestig dat liedjes in Burt Bacharach-stijl zong zoals My ship is coming in en The sun ain't gonna shine anymore. Muziek die je als jeugdigde indertijd opzette om je moeder een plezier te doen. Toch hou ik op z'n tijd wel van die muziek, al was ik nooit op het idee gekomen om er een cd van te kopen. Mijn aandacht voor Scott Walker werd dan ook pas echt getrokken door artikelen in kranten en tijdschriften over Tilt, zijn comeback-cd. Gesproken werd van een tijdloos kunstwerk dat pas na veel luisteren zijn geheimen zou prijsgeven. Zelfs het blad Hervormd Nederland wijdde er een artikel aan. Dat moest ik horen. Het bleek een intrigerende plaat die wekenlang geen dag uit mijn cd-speler zou zijn. Ik bleef hem draaien, zonder eigenlijk echt te weten of ik hem ook mooi vond. Tilt is dan ook een vreemde plaat, waarbij vooral de sfeer erg belangrijk is. En die is vaak wat sinister, ook doordat de teksten vaak veel weg hebben van duistere gedichten. In The cockfighter duiken zelfs passages uit het Eichmann-proces op. Van tijd tot tijd wordt ik weer naar Tilt toe getrokken, om me er weer door te laten betoveren. Daarna wil ik dan urenlang geen muziek meer horen. Zware kost, maar o zo mooi..... 
Roger Waters: The pros and cons of hitchhiking (1984) 

Roger Waters boodt z'n mede-Pink Floydleden indertijd de keuze tussen twee ideeën voor concept-elpees. Het ene ging over de vervreemding van een rockartiest van zijn omgeving, het andere ging over iemand die droomde over lifters. De band koos voor het eerste idee, dat bekend zou worden als The Wall, zodat het wat vage liftersidee jaren op de plank bleef liggen, om vervolgens door Waters voor z'n eerste solo-elpee te worden gebruikt. Het verhaal is nog steeds vaag, ik kwam er zelf ook pas achter waar het allemaal over gaat door dit op internet op te zoeken, en de muziek is voor Waters' doen over het algemeen vrij monotoon (nog meer dan op Waters' laatste Pnk Floyd-elpee The final cut), wat in dit geval echter naar mijn smaak erg goed werkt. 

The Who: Who's Next (1971) 

The Who is een oude jeugdliefde van me, die ik vooral kende van hits als My generation en Pinball wizard. Een typische jaren 60 band met sterke r&b-invloeden (het is me trouwens een groot raadsel waarom de term r&b tegenwoordig wordt gebruikt voor softsoul die niets maar dan ook niets met echte r&b te maken heeft) en hier en daar een psychedelisch geluid. Door Radio Caroline leerde ik echter ook steviger en complexere nummers als Baba O'Reilly, Won't get fooled again en Behind blue eyes kennen, stuk voor stuk nummers die wat mij betreft de hits in glorie deden verbleken. Ik hield, en hou, nu eenmaal meer van complex dan van rechttoe rechtaan. Het was dan ook logisch dat ik ooit de elpee zou kopen waarop al die drie nummers staan. The Who was indertijd in een wat experimentele fase, in feite bevat Who's Next nummers die eigenlijk bestemd waren voor de vroegtijdig geaborteerde musical Lifehouse, maar aan deze elpee is nergens te horen dat het hier om een noodsprong gaat, want het is een uitstekende plaat. Daarbij moet ik wel toegeven dat de 3 genoemde nummers voor mij nog steeds de absolute hoogtepunten zijn. 

The Who: Quadrophenia (1973) 

In tegenstelling tot die andere Who-musical, Tommy, is Quadrophenia geen fantasieverhaal maar sterk autobiografisch. Daarmee is het ook een stuk ambitieuzer. Het is het verhaal van een jongen met een viervoudige persoonlijkheid (elke persoonlijkheid staat voor een van de leden van de band) halverwege de jaren zestig toen de Engelse jeugd twee grote stromingen kende, de mods en de rockers die voortdurend met elkaar op de vuist gingen. Niet dat het verhaal erg duidelijk is (ondanks de uitstekende teksten), daarvoor moet je toch de gelijknamige film zien, maar de muziek is geweldig en een stuk minder vergankelijk dan die op Tommy, dat naar mijn smaak toch iets te veel lijdt aan inmiddels wat gedateerde hippie-invloeden. Quadrophenia is een stuk steviger. Ik draai 'm altijd hard, daar vraagt deze muziek gewoon om. Hoogtepunten te over ('t is dan ook een dubbelelpee) maar ik noem toch even het instrumentale titelnummer, Helpless dancer, 5.15 en Love reign O'er me. Als de plaat afgelopen is zet ik 'm niet zelden nog een keer op. 

Dennis Wilson: Pacific Ocean Blue (1977) 

Dennis Wilsons korte moment van glorie, want stond hij in de Beach Boys als schrijftalent (ondanks prachtige nummers als Forever, Baby blue eyes en 4th of July) altijd in de schaduw van broer Brian, deze plaat is helemaal van hemzelf. Hoewel zijn reputatie van vrolijke jongen anders deed vermoeden kwam zijn talent het beste naar buiten in korte maar erg dramatische nummers, en dergelijke nummers vormen op deze plaat dan ook de hoogtepunten. River song, Thoughts of you, Time en End of the show zijn mijn favorieten. 

Yes: Going for the one (1977) 

Voor wie Yes alleen kent van de hit Owner of a lonely heart, dit is andere koek. Want op deze plaat deden Steve Howe en Rick Wakeman nog mee, en dat scheelt enorm in het resultaat, al was het maar omdat Steve Howe zich als een van de weinige symfo-gitaristen aan de steel-gitaar waagt en Rick Wakeman als toetsenist niet te imiteren is. Going for the one is wat mij betreft de laatste Yes-elpee die echt de moeite waard is. De band lijkt hier, na een aantal zwakkere platen, tot inkeer te zijn gekomen, want sommige nummers maken een bijna ingetogen indruk, zoals Turn of the century en Wond'rous stories. Zelfs de hoestekening was deze keer niet afkomstig van Roger Dean, een teken aan de wand. Een bijzondere plaat dus, minder bombastisch dan de voorgangers (met uitzondering van Parallels en bovendien zijn drie van de vijf nummers naar Yes-maatstaven kort en eenvoudig te noemen. Alleen Awaken, met z'n speelduur van ruim 15 minuten vormt hierop een uitzondering. Dat is dan wel meteen het prijsnummer van de plaat, met name door het lange instrumentale middenstuk, waarin Rick Wakeman zich uitleeft op een kerkorgel. Dit nummer hoorde ik voor het eerst tijdens een concert, en het duurde wel even voordat m'n kippevel weer verdwenen was.   

Frank Zappa: Sheik Yerbouti (1979) 

Frank Zappa heeft zijn hele leven gedaan waar hij zin in had, en daar mag de mensheid hem wel eeuwig dankbaar voor zijn. Het beeld dat veel mensen van zijn muziek hebben, namelijk dat het allemaal onbegrijpelijk artistiek gepiel zou zijn, klopt echter niet. Want Zappa maakte wel degelijk muziek die het grote publiek aan zou kunnen spreken, ware het niet dat hij de eigenschap had dat hij mensen (met name de hele Amerikaanse samenleving) graag beledigde en het bovendien niet nodig vond om in bedekte termen over sex te schrijven. Zo ook op deze plaat, waar disco-gangers, homo's, joodse vrouwen en pubers de klos zijn. Erg grappig allemaal, vooral als je de teksten een beetje kunt volgen. Alle nummers bestaan trouwens uit live-opnamen met veel overdubs, zonder dat het gemaakt klinkt. Hoogtepunten: City of tiny lites en Yo mama. 

 
Vorige
 
 
Het Oh Zo Handige Ontsnappingsvenstertje: Index Mezelf Muziek Film