Keverteller draait grijs
pagina 2
 
 
 
Peter Hammill: A Black Box (1980) 

Om een lang verhaal meteen maar kort te maken, het belang van deze plaat zit 'm vooral in het laatste nummer, Flight. Dat ene nummer neemt dan wel met z'n speelduur van plusminus 20 minuten de helft van de plaat in. Flight is het verhaal van een neerstortend vliegtuig en is een van Hammill's meest opwindende nummers. De gezichtspunten van alle betrokkenen komen aan bod en dat levert een erg dynamisch en tegelijkertijd dramatisch nummer op. Ik heb een video-opname waarop hij dit nummer zingt en het is een genot te zien hoe hij er in opgaat achter zijn piano. Het is bij elk concert weer een teleurstelling dat hij het niet meer speelt. 

Horslips: The Tain (1973) 

Horslips zou ik nooit gekend hebben als het radioprogramma LP-pop special van de NCRV niet had bestaan. Tijdens dat ene uur hoorde ik een combinatie van folk en rock die volkomen uniek was (Horslips was ook een van de eerste Ierse rockbands die folkinvloeden durfde te gebruiken in hun, indertijd erg op Elvis Presley en The Beatles gefixeerde, land), al deed een enkel nummer me wel wat aan Jethro Tull denken. Horslips klonk echter onmiskenbaar Iers. Van The Tain werden toen echter geen nummers gedraaid, hoewel me na wat zoekwerk al snel duidelijk werd dat dit toch hun beste elpee moest zijn. Enkele jaren geleden kwam ik de cd echter tegen in de bakken met tweedehands cd's van een lokale platen zaak. Vijf gulden koste het ding, misschien wel de beste koop die ik ooit gedaan heb. The Tain is een muzikale samenvatting van Tain Bo Cuailigne, een oude Ierse sage. De muziek is gebaseerd op traditionele folksongs, zodat naast de gewone rockinstrumenten ook fluit en viool een grote rol spelen. 

King Crimson: Larks Tongues in Aspic (1973) 

De eerste van drie geweldige KC-platen. Na eindeloos gemodder met bezettingswijzigingen presenteerde Robert Fripp met deze elpee een geheel vernieuwd King Crimson, dat met deze plaat meteen zijn meest experimentele werkstuk afleverde. Vooral de bijdragen van David Cross op elektrische viool en Jamie Muir op percussie vallen op op deze grotendeels instrumentale plaat. Luister bijvoorbeeld eens naar het eerste deel van het titelnummer, waarbij subtiel percussiewerk (wat is dat toch voor een instrument?) overgaat in viool om vervolgens te leiden naar een geluid dat harder en complexer is dan alles wat KC daarvoor gemaakt had, waarbij Bill Bruford en John Wetton zich uitleven op respectievelijk drums en bas.. En net als je denkt dat je hiermee de teneur van de hele elpee wel doorhebt word je verrast door de lieflijke ballad Book of Saturday en het bloedmooie Exiles. 

King Crimson: Starless and bible black (1974) 

Wat minder sterk dan zowel de voorganger als de opvolger wordt deze elpee door de fans nog weleens wat over het hoofd gezien. Een teveel aan experiment misschien, er staan een paar instrumentale nummers op die niet bepaald makkelijk in het gehoor liggen, met name het ruim 9 minuten durende titelnummer dat wat mij betreft wel weggelaten had mogen worden. Maar meer subtiele nummers als The night watch, Trio en vooral het harde Fracture maken dat meer dan goed.   

King Crimson: Red (1974)

De ultieme King Crimson-elpee vind ik zelf, en velen met mij. Red verscheen postuum en was de laatste plaat waarop de Fripp-Wetton-Bruford-Cross bezetting te horen was. Al maakte David Cross ( viool en toetsen) op dat moment officieel geen deel meer uit van de band. Mijn eerste kennismaking met King Crimson was het nummer One more red nightmare, een stevig maar vreemd genoeg ook erg subtiel nummer (zoals, na later bleek, bij King Crimson wel vaker het geval was) dat ik meteen zo geweldig vond dat ik deze elpee moest hebben. Bij beluistering bleek dit niet het enige goede nummer, want is het titelnummer nog een meer dan aardige opener, Fallen Angel is zonder meer meeslepend. Providence is toch een tegenvaller, want hoewel dit lange nummer (8 minuten) z'n goede momenten kent heeft het toch teveel het karakter van een improvisatie om mij echt aan te spreken. Maar de afsluiter, Starless, maakt dat meer dan goed. Ruim 12 minuten lang, een subtiel (bijna pijnlijk mooi) intro, waarna langzaam aan de spanning zo wordt opgevoerd dat je weet dat het tot een uitbarsting moet komen, en dat einde is dan ook haast orgastisch. De eerste keer dat ik het hoorde was ik tenminste de eerste vijf minuten erna sprakeloos. Nog nooit eerder had ik een nummer gehoord waarin alles zo perfect op z'n plaats zat. Een eigenaardige (maar zeer geslaagde) symbiose tussen discipline en individualisme. Een beter afscheidkado dan Red kon King Crimson de fans niet geven. 
Marillion: Brave (1994) 

Voor diegenen die weten dat ik geen Marillion-fan ben, en zeker geen liefhebber van de Fish-periode, ik doe dit niet om jullie te pesten, want van deze plaat ben ik echt zwaar onder de indruk. Voor de buitenstaanders: zanger Fish verliet de band en werd vervangen door Steve Hogarth, die het in eerste instantie veel moeite koste om geaccepteerd te worden door de fans. Na een aantal slechtverkopende platen was Brave een overrompelende come-back voor de band, en vanaf deze plaat wordt Steve Hogarth op handen gedragen. Brave is een conceptalbum over het verhaal achter een zelfmoordpoging, en dat betekent aangrijpende teksten en een ingetogener speelstijl dan bij Marillion gebruikelijk was. Een plaat om te beluisteren met de teksten bij de hand, zodat stukje bij beetje het verhaal duidelijk wordt. Dit kan niemand onberoerd laten. 

Nico: The Marble Index (1968) 

Ik heb de muziek van Nico pas vrij recent ontdekt, al kende ik haar naam al wel. Pas tijdens een tv-programma ontdekte ik dat deze vrouw prachtige muziek maakte. The marble index, haar tweede solo-album, is de eerste cd die ik van haar gekocht heb. Haar bezwerende stem, in combinatie met een bijzondere muzikale begeleiding (harmonium, viool, klokkenspel en zelfs het beademingsapparaat dat haar zoon Ari indertijd in leven hield) zorgen voor een hypnotiserend effect. Het heeft weinig zin hoogtepunten te noemen, alle nummers zijn prachtig, maar ik merk toch even op dat de CD twee extra nummers telt, waarvan Nibelungen zonder enige begeleiding is ingezongen. Een echt kippevel nummer. Liefhebbers van Björk, luister hier eens naar. 

Pink Floyd: The Final Cut (1983) 

Verhalen dat deze plaat zou bestaan uit restjes die oorspronkelijk bestemd waren voor The Wall neem ik niet serieus. Wel deel ik de mening van velen die menen dat dit geen echte PF-elpee is. Eigenlijk is dit de eerste solo-plaat van Roger Waters, waaraan de overige bandleden (Dave Gilmour en Nick Mason) samen met een keur aan studiomuzikanten mochten meehelpen. Fans zijn meestal niet zo dol op deze plaat, maar ik ben eigenwijs. The Final Cut is een protest tegen de machtswellust van politici die, om het feit dat ze als mens mislukt zijn te compenseren, proberen geschiedenis te maken ten koste van vele jonge levens.Tevens is het een monument voor Waters' vader, die hij nooit gekend heeft omdat deze sneuvelde in de tweede wereldoorlog. De muziek op deze plaat is vaak ingetogen, de nummers vrij eenvoudig. Lange solo's ontbreken. De teksten zijn hier het belangrijkste. Het klinkt nauwelijks als Pink Floyd, maar het is erg mooi. 

The Shirts: Tell me your plans (-) 

Een goedkoop verzamelceedeetje, maar dan wel een die zeer aangename verrassingen biedt. Ik kocht dit ding indertijd vooral voor de hits Laugh and walk away (een van mijn favoriete singles aller tijden) en Tell me your plans, maar bij beluistering bleken vele van de andere nummers hiervoor niet onder te doen, waardoor deze aankoop het niveau van jeugdsentiment verre weet te ontstijgen. Overigens staan alle nummers van de eerste Shirts-elpee (uit 1978), weliswaar in een gewijzigde volgorde, op deze cd, plus de beste nummers van de tweede en derde elpees. 

Spirit: Clear (1969) 

De allereerste cd die ik ooit kocht. Dat was in 1988. Ruim een jaar daarvoor hoorde ik bij de NCRV voor het eerst van deze groep. Het had iets onwerkelijks omdat de muziek niet klonk alsof zij van een en dezelfde groep afkomstig was. In het ene nummer speelde de piano de hoofdrol, in het andere de elektrische gitaar, die ik overigens nog nooit zo veelzijdig bespeeld had horen worden. Maar er zaten wel erg mooie nummers tussen, al kon ik naar de titels alleen maar raden. Ik kon nergens informatie over de groep vinden, laat staan cd's. Totdat ik in Den Bosch Clear tegenkwam. Na even geluisterd te hebben kocht ik 'm. De cd bleek twee nummers te bevatten die ik al kende, Cold wind en New dope in town die beiden nog steeds tot mijn favoriete Spirit-nummers behoren. Verder is het een wat wisselvallige plaat, met name door de mix van stijlen (blues, jazz, acid-rock terwijl er ook een paar instrumentale new-ageachtige nummers opstaan) die niet in alle nummers even goed uitvalt. Gelukkig zijn de hoogtepunten in de meerderheid, en sindsdien heb ik dan ook alle Spirit-cd's die ik kon vinden gekocht. Clear heb ik inmiddels twee keer, want er is nu ook een versie met extra nummers. 

Spirit: Future Games (1977) 

Een van de vreemdste platen die ik ken, en je kunt je afvragen wat de band (die inmiddels gereduceerd was tot meestergitarist Randy California en diens stiefvader drummer Ed Cassidy) bezield heeft. Nummers houden ineens op, om pas later op de plaat weer verder te gaan, en tussen (maar soms ook tijdens) de nummers door horen we fragmenten uit Star Trek en Sesamstraat. En dan die reactionaire tekst in Jack Bond speaks, de hele plaat is een groot raadsel en lijkt nog het meest op een verlate psychedelisch trip in een Hawaiiaans science-fictionjasje. Erg vreemd, maar tegelijkertijd toch ook verschrikkelijk mooi. 

Steely Dan: Aja (1977) 

De ideale muziek voor tijdens een hittegolf of een zwoele zomeravond. Want ondanks de vaak zeer sarcastische teksten maakte Steely Dan bijzonder zomerse muziek die soms loom, dan weer swingend is. En vooral op deze plaat slaagden ze er perfect in gebruik te maken van jazz- en latininvloeden, twee muziekstijlen waarvan ik in pure vorm totaal niet hou. M'n favoriete Steely Dan elpee, en ik draai 'm iedere zomer weer regelmatig. Hoogtepunten: Aja, Peg en Home at last. 

Talk Talk: The Colour of Spring (1986) 

Weinig muziek uit de jaren 80 heeft op mij echt een blijvende indruk gemaakt, maar deze plaat is toch wel een heel sterke uitzondering. Op deze plaat had Talk Talk het grootste deel van hun synthipop-geluid van de vorige platen kwijtgeraakt, waardoor deze plaat een stuk tijdlozer en emotioneler klinkt. Indertijd maakte de hit Living in another world meteen al een enorme indruk op me (niet alleen op mij trouwens, een DJ die Frits Spits indertijd een tijdje mocht vervangen in de Avondspits presteerde het een hele uitzending lang niks anders te draaien dan dit ene nummer), maar de elpee bestaat eigenlijk alleen maar uit goede nummers, waarvan ik I don't believe in you, Give it up en Time it's time even als andere hoogtepunten noem. Ondanks de melancholische sfeer toch een erg zomerse plaat. 

 
Vorige                    Volgende
 
 
Het Oh Zo Handige Ontsnappingsvenstertje: Index Mezelf Muziek Film